Column: De schoonheid van sociale huisvesting

Geplaatst door CorporatieMedia op
 

Het gebeurt niet vaak dat woningcorporaties de hoofdrol spelen in het redactioneel commentaar van de NRC. Op 12 augustus was het zover. De NRC-redactie pleitte in haar commentaar voor volkshuisvesting met meer smoel. Het is een aanklacht tegen de uitholling van de corporatiesector, een pleidooi voor meer betaalbare huurwoningen maar vooral voor meer mooie woningen in fijne buurten: “Geef huurders de trots om in een sociale huurwoning te leven”. 

We weten dat we snel meer betaalbare woningen nodig hebben, zonder de fouten uit het verleden te herhalen door ‘eenheidsworst’ huizen en buurten te bouwen. Daarom is het bemoedigend dat ook corporaties aandacht hebben voor ruimtelijke kwaliteit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het recent door de NH Bouwstroom uitgegeven ‘blauwe boekje’ van architect Frits Palmboom ‘Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw’. De NH Bouwstroom is een samenwerkingsverband van woningcorporaties die samen met gemeenten, leveranciers en aannemers met conceptuele woonproducten de woningbouw willen versnellen en verslimmen.

Het boekje is een pleidooi tegen het gedachteloos ‘stempelen’ van dezelfde concept-woningen. Frits Palmboom formuleert 10 presentatie-eisen voor conceptuele woningbouwsystemen. Die eisen gaan vooral over de pakweg 10 procent maatwerk die nodig is om conceptwoningen goed in te passen in hun omgeving. Zoals eisen over de vormgeving van de begane grond, kopgevels, hoekoplossingen, gemeenschappelijke ruimten, het waarborgen van souplesse in het stapelen van woningen en soepelheid in het vormgeven van gevels, kap- en dakvormen.

Een grote valkuil van conceptueel bouwen is, volgens Palmboom, dat woningcorporaties een ‘woonproduct’ bestellen en vervolgens gaan voor maximale ontzorging door marktpartijen. Hij pleit juist voor grote betrokkenheid van corporaties bij ruimtelijke kwaliteit. Het zijn notabene hun woningen waarin zij een groot deel van hun vermogen investeren én die zij de komende decennia moeten verhuren en beheren. 

Het hoofdredactioneel commentaar van de NRC pleit ervoor om veelbelovende architecten te laten experimenteren met het ontwerpen van sociale woningbouw. Die aandacht voor stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit is bemoedigend. Echter, de professionals die die kwaliteit moeten leveren hebben het zwaar. Eind juli berichte Nieuwsuur dat veel bij de BNA aangesloten architecten hun opdrachten, ondanks de woningnood, snel zien opdrogen. Veel projecten gaan niet door of vertragen.

Ook Thijs Asselbergs, evenals Frits Palmboom architect en (emeritus) hoogleraar aan de TU Delft, ziet het architectenvak verschralen: “De architecten(branche) duikt onderling met de prijs opdat ze hoe dan ook werk behouden en steken elkaar de loef af ten koste van de kwaliteit van het product,” meldde hij onlangs op Twitter.

De komende tijd zal de ‘schoonheid’ van sociale huurwoningen grotendeels afhangen van het commitment van corporaties aan een gezonde architectenbranche. Kunnen architecten op ons rekenen?

Gerard van Bortel is universitair docent housing management aan de TU Delft, lid van de raad van commissarissen van woningcorporaties Rochdale in Amsterdam en Het Grootslag in Wervershoof op voordracht van de huurdersorganisaties, en lid van het landelijk bestuur van de Woonbond.

Bron: CorporatieGids Magazine, Foto: CorporatieMedia